×
☰ Menu
robertdouw.nl

WEST-GERMAANS

Vakantie (2)

Taal
| 14-08-2020
Vorige week beschreef ik de herkomst van woorden als vakantie, vacant, vacancy en vacature uit het Latijn en kwam ik via het Duitse Ferien bij het woord vacatiegeld uit.
Agenda waar het woord 'zomervakantie' in is geschreven
Een van mijn oude schoolagenda's
Vacation vs holiday
En zo komen we via vacatiegeld (niet te verwarren met vakantiegeld) weer bij vakantie, waarmee we nog even bij de rechtspraak blijven. Het Middelnederlandse vacantie betekende namelijk ‘periode zonder rechtszittingen’. Ferie en vacantie (of vakantie, zoals we dat nu spellen) liggen qua betekenis dus dicht bij elkaar. In de loop van de tijd werd de betekenis van vacantie ruimer en ging het ‘periode waarin niet gewerkt wordt’ betekenen. Een vergelijkbare ontwikkeling heeft het Engelse vacation doorgemaakt. In het Brits-Engels is een vacation nog steeds voornamelijk een vakantie van rechtbank en universiteiten. In het Amerikaans-Engels is het sinds het einde van de 19e eeuw, net als in het Nederlands, het gangbare woord voor een vakantie. Het Brits-Engels gebruikt daar het woord holiday voor. Dat komt, zoals je nog duidelijk aan het woord kunt zien, van ‘holy day’. Dat is letterlijk ‘heilige dag’ en daar werd oorspronkelijk een religieuze feestdag mee bedoeld, en (dus) een dag ‘van vrijstelling van arbeid en recreatie’. Vergelijkbaar met het Duitse Ferien dus, hoewel we een vrijstelling van arbeid tegenwoordig vaak juist gebruiken voor recreatie.

Oorlof
Ferien en vacation hebben een duidelijk te herleiden verwantschap met vergelijkbare Nederlandse woorden, en dat geldt ook voor Urlaub. In de tijd dat het Middelhoogduits de vormen urloup, urlop en urlob kende, met de betekenissen ‘toestemming om te vertrekken, afscheid, vaarwel’, kende het Middelnederduits de vormen ōrlof(t), ōrlef en ōrleve, in het Middelnederlands o(o)rlof. Als ik dat lees, schiet mij ineens het zinnetje ‘Oorlof, mijn arme schapen’ te binnen. Dat is de eerste regel van het veertiende couplet van het Wilhelmus. Oorlof betekende ‘toestemming’, maar in het Wilhelmus schijn je het anders te moeten lezen. Volgens Ad den Besten1 kondigde het woord in de rederijkerspoëzie de apotheose van het gedicht aan. Hoe het ook zij, het woord oorlof gebruiken we niet meer in het Nederlands. Dat wil zeggen, niet meer als los woord. In woorden als geoorloofd en veroorloven komt het nog wel voor en ook verlof vindt zijn oorsprong in oorlof. En dat brengt ons weer terug bij Urlaub, dat tenslotte ook ‘verlof’ betekent. De Duitsers hebben daar een hele mooie afleiding van gemaakt: urlaubsreif. De volgende keer dat ik aan vakantie toe ben, zeg ik dat ik verlofsrijp ben.

Bronnen

1Besten, A. den (1995). Wilhelmus van Nassouwe: het Nederlandse volkslied. Rotterdam: Donker.
Bij het schrijven van dit stukje heb ik verder etymologiebank.nl, taalweb.frl, dwds.de, etymonline.com en het Van Dale Studiewoordenboek Duits-Nederlands (2006) gebruikt. De andere bronnen zijn gelinkt in de tekst, maar niet elke gelinkte pagina is een bron.
Afbeelding: eigen foto.