×
☰ Menu
robertdouw.nl

WEST-GERMAANS

Kruistocht in Oldebroek

Taal
| 06-12-2019
Ik was 12 toen een klasgenoot een boekverslag over Kruistocht in spijkerbroek inleverde bij onze lerares Nederlands. Voorop het verslag stond ‘Kruistocht in een spijkerbroek’, wat ik een grappige fout vond. Pas later kwam ik erachter dat dat helemaal niet zo’n rare fout was, en dat ík degene was die het niet helemaal goed had begrepen.

Spijkerbroek en Wapenfelt
Het dorp waarin ik opgroeide ligt tussen de plaatsen Oldebroek en Hattemerbroek. Onze middelbare school lag aan de overkant van de IJssel, in Zwolle. Vlakbij die stad ligt ’s-Heerenbroek en ietsje verderop vind je Mastenbroek. Voor mij waren plaatsnamen die op -broek eindigden dus onderdeel van mijn dagelijkse omgeving. Een spijkerbroek in combinatie met een kruistocht vond ik, de inhoud van Thea Beckmans vermaarde jeugdroman niet kennende, allesbehalve logisch. En dus verkeerde ik in de veronderstelling dat het boek ging over een kruistocht in een plaats die Spijkerbroek heette. Als Jan Terlouw wegkwam met plaatsnamen als Decibel, Wapenfelt (moest dat niet Wapenveld zijn, zoals het dorp waar sommige van mijn klasgenoten woonden?), Smook en Uikumene (opgroeiend op de Noord-Veluwe kende ik het woord oecumene al in de brugklas…), dan kon Thea Beckman toch ook best voor de grap een plaats Spijkerbroek noemen?
#
Een kooikerhondje heeft een vrij lang behaarde broek
Broek, brook, Bruch
De omgeving van Zwolle is natuurlijk niet het enige deel van Nederland waar ‘broek’ voorkomt in plaatsnamen. In Noord-Holland ligt bijvoorbeeld Broek op Langedijk en in Friesland Broeksterwâld, lokaal vaak aangeduid als ‘de Broek’. Ook Breukelen en het daarvan afgeleide Brooklyn vinden hun oorsprong bij het woord broek. In al die gevallen wordt met een broek een 'laag gelegen moerassig land' bedoeld. Dat soort gebieden waren er natuurlijk ook in Duitsland, waar ze er het woord Bruch voor gebruiken. Het DWDS geeft als definitie daarvan “mit Bäumen und Sträuchern bewachsenes Sumpfland” (‘met bomen en struiken begroeid moerasland’). Dat ‘Sumpf’ vind ik echt spot-on: zeg het woord en je hoort het sompige geluid van de moerassige modder als je er doorheen probeert te lopen. Het zou wel eens een onomatopee kunnen zijn. Zowel broek als Bruch komt waarschijnlijk van het Protogermaanse *broka-, waar de Engelsen brook ‘kleine natuurlijke waterstroom’ van afleidden. In Sussex en Kent betekent het woord volgens Etymonline bovendien “water-meadow” (‘waterweiland’) en in het meervoud “low, marshy ground” (laag, moerassig land). Googelend op ‘waterweiland’ vind ik dat er in Grootebroek een wijk met de naam Waterweide komt. I love it when words come together.

Beenbekleding
Waar bij het moerassige land overeenstemming bestaat tussen de West-Germaanse talen, is dat bij de beenbekleding wel anders. Door dat kledingstuk broek te noemen wijken het Nederlands en Fries af van bijna alle andere talen. Ik heb wat geprobeerd op Google Translate en dan komt eigenlijk alleen het Russische bryuki (брюки) in de buurt. De Duitsers zijn de enigen die dergelijke beenbekleding Hose noemen, hoewel in het het Engels nog het verwante hose ‘kousen, panty’s, sokken’ voorkomt. Volgens het DWDS komt in het Nederlands hoos voor als ‘weinig gebruikelijk’ woord. Ik heb daar nog nooit van gehoord, en in de Van Dale komt de betekenis “losse overtrek ter bescherming” (wat ik een hoes zou noemen) nog het meest in de buurt van iets broek-achtigs. In zo’n beetje alle Europese talen ten zuiden van Vlaanderen en Duitsland gebruiken ze voor broek een variant op pantalon, wat we in het Nederlands natuurlijk ook kennen, maar dan vooral als ‘nette broek’. Het Engelse, Ierse, Schotse en Welse pants is daar een afgeleide van. Als ik Google Translate mag geloven, heet een broek in het Japans pantsu, wat ook best eens familie van pantalon zou kunnen zijn.

Langbehaarde broek
Als we in het Nederlands heel erg van de rest van Europa afwijken door bepaalde beenbekleding broek te noemen, dan zou je denken dat dat woord een heel lokale herkomst heeft. Dat lijkt niet zo te zijn. Volgens het EWN is de herkomst van het woord onzeker: "De enige verwant is een Keltische vorm *brāca, overgeleverd in Latijn brāca ‘beenbekleding’ en misschien in Oudengels braccas ‘broek’". Het zou ook kunnen dat het kledingstuk zijn naam gekregen heeft van het lichaamsdeel dat het bedekt, aangezien in verschillende talen of taalvarianten het achterste of de dijbenen benoemd worden met een woord dat enigszins op broek lijkt. Het Engelse breech zou daaraan verwant zijn. Bij honden wordt het woord broek ook in het Nederlands nog in de betekenis 'dijbenen' gebruikt. Bij kooikerhondjes is een van de kenmerken bijvoorbeeld de "vrij langbehaarde broek". Hoe het ook zij, met moerassig land lijkt het kledingstuk niets te maken te hebben. En ik had de spijkerbroek nooit voor plaatsnaam aangezien als Thea Beckman in haar boektitel voor jeans had gekozen. Maar dat woord werd in Nederland pas na de 20e eeuw gangbaarder. Gelukkig maar, want anders had ik al het voorgaande nooit geweten.