WEST-GERMAANS
Vakantie
Taal
| 07-08-2020
Al sinds ik op mijn twaalfde mijn eerste schoolagenda kreeg, neem ik mijn agenda’s in gebruik door er alle schoolvakanties in te zetten. Zodoende heb ik in mijn leven al heel wat keren het woord vakantie in een agenda geschreven. Maar waarom noemen we die vrije periodes eigenlijk zo? En wat hebben het Engelse vacancy en het Duitse Vakanz daar mee te maken? Over vakanties, vacatures, feest-, rust- en heilige dagen, toestemming en het Nederlandse volkslied.
Leeg. Dat is mijn planning op vrije dagen. Althans, voor zover het mijn werkplanning betreft. Leeg is ook het woord waar het Nederlandse vakantie en het Friese fakânsje op teruggaan, lang voordat het concept van schoolvakanties werd bedacht. Taalkundigen hebben gereconstrueerd dat er in het Indo-Europees, de verre voorvader van tal van talen van over de hele wereld, een woord of woorddeel eue- of iets vergelijkbaars was, dat ‘weggaan, verlaten, weggeven’ betekende, waar onder andere het Latijnse vacare ‘leeg, vrij, zonder beheerder of eigenaar zijn’ uit is voortgekomen. Daar komt het woord vacant ‘onbezet’ in het Nederlands vandaan, al dan niet via hetzelfde Franse woord. In het Latijn werd van vacare onder andere vacatura afgeleid, dat wij in het Nederlands kennen als vacature ‘openstaande betrekking’. Op dezelfde manier kwam het Engels aan de woorden vacant en vacancy , het Fries aan fakant en fakatuere en het Duits aan vakant en Vakanz.
Ferie
Het Duitse Vakanz doet erg denken aan het Nederlanse vakantie, en gezien het voorgaande had dat misschien ook best het Duitse woord voor vakantie kunnen worden, maar zo is het niet gegaan. Zoals je waarschijnlijk op de middelbare school geleerd hebt, heeft het Duits twee woorden voor ‘vakantie’: Urlaub en Ferien. Er zit voor mijn gevoel een nuanceverschil tussen die twee woorden, hoewel hun betekenissen overlappen. Ik vermoed dat het vergelijkbaar is met wat ik over het Vroegnieuwnederlands vond: in een zin uit 1575 staat de Ferien ende Vacantien, wat ‘de vrije (feest)dagen en schoolvrije perioden’ betekent. Het woord ferie blijkt ook in de 13e-eeuwse voorloper van het hedendaagse Nederlands voor te komen en betekent ‘rustdag’ of ‘(kerkelijke) feestdag’. In mijn vertaalwoordenboek staat achter Urlaub “vakantie, verlof”, dus ik denk dat Ferien in het Duits oorspronkelijk ook meer de rust- en feestdagen waren en Urlaub het verlof van school of werk. Later meer over Urlaub en wat dat met het Nederlandse volkslied te maken heeft; nu wil ik nog even noemen dat het woord ferie in het Nederlands vanaf ongeveer 1500 ook een aantal betekenissen had die met de rechtsspraak te maken hadden, waaronder ‘dag waarop geen rechtszitting wordt gehouden’; een vrije dag dus. Een andere betekenis van ferie was ‘vacatiegeld’. Drie keer raden waar het eerste deel van dat woord van afstamt…
>> LEES VOLGENDE WEEK VERDER
Een van mijn oude schoolagenda's
Vakantie en vacancyLeeg. Dat is mijn planning op vrije dagen. Althans, voor zover het mijn werkplanning betreft. Leeg is ook het woord waar het Nederlandse vakantie en het Friese fakânsje op teruggaan, lang voordat het concept van schoolvakanties werd bedacht. Taalkundigen hebben gereconstrueerd dat er in het Indo-Europees, de verre voorvader van tal van talen van over de hele wereld, een woord of woorddeel eue- of iets vergelijkbaars was, dat ‘weggaan, verlaten, weggeven’ betekende, waar onder andere het Latijnse vacare ‘leeg, vrij, zonder beheerder of eigenaar zijn’ uit is voortgekomen. Daar komt het woord vacant ‘onbezet’ in het Nederlands vandaan, al dan niet via hetzelfde Franse woord. In het Latijn werd van vacare onder andere vacatura afgeleid, dat wij in het Nederlands kennen als vacature ‘openstaande betrekking’. Op dezelfde manier kwam het Engels aan de woorden vacant en vacancy , het Fries aan fakant en fakatuere en het Duits aan vakant en Vakanz.
Ferie
Het Duitse Vakanz doet erg denken aan het Nederlanse vakantie, en gezien het voorgaande had dat misschien ook best het Duitse woord voor vakantie kunnen worden, maar zo is het niet gegaan. Zoals je waarschijnlijk op de middelbare school geleerd hebt, heeft het Duits twee woorden voor ‘vakantie’: Urlaub en Ferien. Er zit voor mijn gevoel een nuanceverschil tussen die twee woorden, hoewel hun betekenissen overlappen. Ik vermoed dat het vergelijkbaar is met wat ik over het Vroegnieuwnederlands vond: in een zin uit 1575 staat de Ferien ende Vacantien, wat ‘de vrije (feest)dagen en schoolvrije perioden’ betekent. Het woord ferie blijkt ook in de 13e-eeuwse voorloper van het hedendaagse Nederlands voor te komen en betekent ‘rustdag’ of ‘(kerkelijke) feestdag’. In mijn vertaalwoordenboek staat achter Urlaub “vakantie, verlof”, dus ik denk dat Ferien in het Duits oorspronkelijk ook meer de rust- en feestdagen waren en Urlaub het verlof van school of werk. Later meer over Urlaub en wat dat met het Nederlandse volkslied te maken heeft; nu wil ik nog even noemen dat het woord ferie in het Nederlands vanaf ongeveer 1500 ook een aantal betekenissen had die met de rechtsspraak te maken hadden, waaronder ‘dag waarop geen rechtszitting wordt gehouden’; een vrije dag dus. Een andere betekenis van ferie was ‘vacatiegeld’. Drie keer raden waar het eerste deel van dat woord van afstamt…
>> LEES VOLGENDE WEEK VERDER
WEST-GERMAANS
In de rubriek West-Germaans bespreek ik met enige regelmaat een woord dat mij opvalt. Ik kijk naar de betekenissen en vormen van het woord, en vooral naar waar het woord vandaan komt. Daarbij vergelijk ik de vier West-Germaanse talen Nederlands, Engels, Fries en Duits, met af en toe een onvermijdelijk uitstapje over de fictieve West-Germaanse grens.
Bronnen
Bij het schrijven van dit stukje heb ik etymologiebank.nl, taalweb.frl, dwds.de, etymonline.com en het Van Dale Studiewoordenboek Duits-Nederlands (2006) gebruikt. De andere bronnen zijn gelinkt in de tekst, maar niet elke gelinkte pagina is een bron.
Afbeelding: eigen foto.