×
☰ Menu
robertdouw.nl

WEST-GERMAANS

Borrelende brij

Taal
| 11-10-2019
In het Nederlands, en ik denk ook in het Fries, staat de belangrijkste informatie in een zin meestal zo ver mogelijk naar rechts. Bij gortepap en sûpengroattenbrij is het de pap of de brij waar het om draait, de rest is aanvullende informatie. En daarmee ben ik nu dus bij het belangrijkste deel aangekomen.

In twee eerdere blogs ging ik in op karnemelk en gort. Je zou bijna gaan denken dat dit een foodblog is, maar wie sûpengroatten zegt, moet ook brij zeggen, dus kijk ik in dit stukje of ik pap kan maken van de brij aan informatie die ik heb gevonden over de woorden pap en brij. Het eerste dat me opvalt is dat pap in het EWN wordt gedefinieerd als ‘brei’ met ei, net zoals in het Duitse spelling van het woord voor pap. Mijn papieren Van Dale kent alleen de spelling met ij en ook in de Woordenlijst van de Taalunie komt brij in de betekenis ‘pap’ alleen met ij voor.
Krentjebrij
Gruwelijk lekker: krentjebrij
Het woord brij zou je ‘West-Germaanser’ kunnen noemen dan pap. We kennen het woord brij immers zowel in het Nederlands als het Fries, er is het Duitse Brei en in het Oudengels kwam briw voor. Het woord pap komen we van deze vier talen alleen in het Nederlands tegen, waar het min of meer het standaardwoord is geworden voor wat vroeger brij werd genoemd. Het EWN meldt hierover: “De aanvankelijk beperkte verspreiding, alleen Nederlands, Nederduits en Rijnlands, is volgens Frings (1932) evenwel een aanwijzing dat het woord uit het Romaans is overgenomen. Te vergelijken zijn dan bijv. Italiaans pappa ‘kinderbrij’ en Latijn pappa ‘brij, pap’ en pappare ‘pap eten’.”

In het Nederlands wordt brij eigenlijk alleen nog overdrachtelijk gebruikt, in zinnetjes als ‘een brij van woorden’. Het zou afkomstig zijn van het gereconstrueerde woord bher, dat ‘opborrelen’ of ‘koken’ betekend moet hebben. Dat klinkt logisch, aangezien je bij de bereiding ervan de brij (of pap) moet koken. Het OED lijkt het daar alleen niet helemaal mee eens te zijn. Daar noemen ze als definitie van *bher- “to carry” / “to bear children” of “bright; brown”. Bij het woord broth (bouillon of soep) verwijzen ze naar *bhreu- met als betekenis “to boil, bubble, effervesce [bruisen - RD], burn”. Ook dan heeft het brouwsel dus wel iets met koken te maken.

Waar het woord brij ook precies vandaan komt, het is een duidelijk voorbeeld van een gangbaar Fries woord dat hetzelfde is als (of lijkt op) een verouderd Nederlands woord. Mijn gevoel zegt dat daar behoorlijk wat voorbeelden van zijn - het zal in deze rubriek vast nog vaker terugkomen. Ik heb me laten vertellen dat het Standaardnederlands oorspronkelijk vooral is beïnvloed door de Brabantse en Hollandse dialecten, en ik kan me zo voorstellen dat ze daar door handel te drijven eerder met bijvoorbeeld Italiaanse woorden als pappa in aanraking kwamen dan in Friesland. Daar zal de noodzaak om andere woorden te gebruiken dan wat gangbaar was denk ik minder groot zijn geweest. En waarom zou je dan moeilijk doen?

In het hedendaagse Engels kennen ze voor pap de woorden porridge en gruel. Het eerste heeft een heel andere herkomst dan alles wat ik tot nu toe besproken heb, dus dat laat ik maar even voor wat het is. Gruel daarentegen neemt ons weer mee terug naar wat ik twee weken geleden schreef over grut, waar gort van afgeleid is. Dat grut was te herleiden tot greot, een Frankisch woord. In het Oudengels kwam een woord voor dat je hetzelfde schrijft en waarvan ik vermoedde dat het gerelateerd is. Voor dit stukje zocht ik het woord gruel op, en daar wordt verwezen naar grit, waar bij staat dat het Oudengelse greot van het Proto-Germaanse *greutan komt, de bron van onder andere het Oudfriese gret en het Duitse Grieß. Naar die woorden wordt ook verwezen in het EWN, onder grut. Die woorden lijken dus allemaal verwant te zijn en daarom denk ik dat het Frankische en Oudengelse greot in de basis hetzelfde woord is, zoals ik al vermoedde. En daarmee is het tijd om een eind te breien aan dit drieluik en een nieuw onderwerp aan te boren.