×
☰ Menu
robertdouw.nl

WEST-GERMAANS

De huidige dag

Taal
| 22-11-2019
Om een nieuw woord in een andere taal te onthouden, zoek ik vaak naar iets bekends in dat woord. Zodoende legde ik bij het Friese hjoed, dat vandaag betekent, de link met heden. Wat trouwens ook wel veel lijkt op het Duitse heute. En natuurlijk het Engelse… eh… today?

Heden en vandaag
Dat hjoed een van de eerste Friese woorden is die ik leerde, komt doordat het nieuwsprogramma van Omrop Fryslân destijds Hjoed heette. Tegenwoordig is het meer een actualiteitenprogramma en heeft het de naam Fryslân Hjoed gekregen. De link met heden lijkt voor de hand te liggen, maar schijn bedriegt soms, dus het is de moeite waard dat eens uit te zoeken. Bovendien is heden in het Nederlands een beetje een verouderd woord, of wordt het in elk geval niet meer heel algemeen gebruikt. Van Dale noemt het woord ‘formeel’. Het gangbare woord in het Nederlands is vandaag, wat lijkt op het Engelse today, maar geen equivalent in het Fries en Duits heeft. Dat had best gekund, want fandeis of vontages zouden geen rare woorden zijn.
Fryslân Hjoed
Fryslân Hjoed, de actualiteitenrubriek op Omrop Fryslân
Op deze huidige dag
Rare woorden of niet, de werkelijkheid wil dat we de drieling hjoed-heden-heute hebben, en de vraag is nu: hebben die woorden ook dezelfde oorsprong? Het antwoord is simpel: ja. Alle drie gaan ze via verschillende varianten terug op het Protogermaanse *hiu dagu, dat ‘op deze dag’ betekende. Een oudere vorm van heden is huden, waar in het Middelnederlands (1200-1500) hudig van afgeleid werd: “op desen hudigen dag” betekende ‘vandaag’. Dat hudig veranderde van klank en werd huydig, of in de hedendaagse spelling huidig. Het Friese woord voor huidig is niet iets als hjoedich, maar hjoeddeisk, wat lijkt op het Nederlandse hedendaags. Waar er in het Nederlands een subtiel betekenisverschil is tussen hedendaags en huidig, wordt in het Fries voor beide betekenissen hetzelfde woord gebruikt. In het Duits is de verwantschap tussen ‘heden’ en ‘huidig’ nog het best te zien: heute is duidelijk de grondvorm van heutig. Dat laatste woord is al veel ouder dan het Nederlandse huidig, en het zou kunnen dat huidig naar analogie van heutig gevormd is. Naast heutig kent het Duits ook nog heutzutage voor hedendaags. Net als bij today wijkt het Engels hier af van de andere drie, met woorden als (at) present, today en now(adays).

Heodæg
En toch, en toch, en toch… Ik kan me bijna niet voorstellen dat het Engels geen vergelijkbaar woord heeft gehad. Op etymonline.com wordt onder ‘today’ wel genoemd dat het Duitse heute van *hiu tagu afstamt, maar een eventuele Oudengelse variant wordt daar niet genoemd. (Opvallend: etymonline schrijft ‘tagu’, terwijl het EWN het over ‘dagu’ heeft. Het DWDS kiest ook voor ‘tagu’, dat qua klank dichter bij Tag ‘dag’ ligt.) Omdat het Schots soms dichter bij bijvoorbeeld het Fries ligt dan het Nieuwengels, heb ik daar ook gezocht, maar helaas niets gevonden. En dan zie ik in het Etymologisch Woordenboek ineens iets waar ik eerder overheen gelezen had. Aan het einde van een opsomming van oude vormen van ‘heden’ in verschillende talen staat “oe. heodæg.” Dat ‘oe.’ staat voor ‘Oudengels (voor 1100)’, en dat betekent dat er dus inderdaad ook een Engels familielid van hjoed, heden en heute heeft bestaan. In het Engels is kennelijk al veel eerder gebeurd wat we in onze tijd in het Nederlands zien gebeuren, namelijk dat ‘heden’ wordt verdrongen door ‘vandaag’.

Dæg
Na al het voorgaande zal duidelijk zijn dat het Oudengelse heodæg is opgebouwd uit ‘heo’ en ‘dæg’. Vooral het stukje ‘dæg’ vind ik heel mooi en interessant, omdat je daaraan duidelijk kunt zien dat het Engels vroeger dichter bij de andere West-Germaanse talen lag dan nu. Dat ‘dæg’ is namelijk de rechtstreekse voorouder van day. Het grappige vind ik dat ‘dæg’ qua schrijfwijze vooral op het Nederlandse dag lijkt, terwijl day qua uitspraak juist het dichtst bij het Friese dei komt. Het Duits komt er in beide gevallen minder dicht bij in de buurt met Tag en dat klinkt logisch, want dat is ook in afstand natuurlijk het geval. Het West-Germaans schijnt vanuit Duitsland via Nederland en Friesland in Engeland (zoals we die gebieden nu noemen) terechtgekomen te zijn, en dat lijkt hier te kloppen. Al die woorden voor dag zijn te herleiden tot een woord dat waarschijnlijk ‘tijd dat de zon heet is’ betekende.

Todæge
In de inleiding constateerde ik al dat today niet lijkt op de drie h-woorden, maar daarmee is de kous natuurlijk niet af. Op het Nederlandse vandaag lijkt dat woord namelijk wèl. Zowel to- als van- betekenen in dit geval ‘op (deze)’, en in beide gevallen wordt het voorzetsel voor het woord ‘dag’ gezet. Alleen staat er in het Nederlands een extra ‘a’; het is vandaag en niet vandag. Waar komt die ‘a’ vandaan? Dat heeft te maken met de naamvallen die het Nederlands vroeger had en waar je hier en daar in het hedendaagse Nederlands sporen van terugziet. In het Middelnederlands was het woord namelijk vandage, waarin dage de 3e naamval van dag is. In het Nedersaksisch komt vandage nog steeds voor, zoals in dat liedje van Skik dat onherroepelijk in mij opkomt als ik vandage lees: Wie döt mij wat, wie döt mij wat, wie döt mij wat vandage…