×
☰ Menu
robertdouw.nl

WEST-GERMAANS

Allemaal appels

Taal
| 14-05-2021
Citroenen, meloenen, ananassen, dadels, bananen, komkommers – het zijn allemaal appels. Althans, dat was ooit zo, in de Germaanse talen. En dat verklaart een hoop, voor zowel de fruitliefhebber als de Bijbellezer.


Fruit en vruchten
Als je de opsomming aan het begin van dit stukje in één woord zou moeten samenvatten, zou je waarschijnlijk ‘vruchten’ zeggen, of misschien ‘fruit’. Dat geldt niet alleen voor het Nederlands, maar ook voor alle andere Germaanse talen, zowel de West-Germaanse (Engels, Fries, Afrikaans, Duits) als de Noord-Germaanse (Deens, Zweeds, Noors, IJslands). In het Engels is het woord fruit al in de late 12e eeuw overgenomen uit het Frans, waar het woord weer was afgeleid van het Latijnse frūctus. Het Nederlands heeft fruit ook overgenomen van het Frans, en kent daarnaast het direct van het Latijn afgeleide woord vrucht. Op een vergelijkbare manier heeft het Latijn, op het IJslands na, alle Germaanse talen beïnvloed waar het gaat om de ‘verzamelnaam voor vruchten’.

Engels fruit fruits apples
Fries fruit fruchten ap(p)els
Nederlands fruit vruchten appels
Afrikaans vrugte vrugte appels
Duits Obst Früchte Äpfel
Deens frugt frugt æbler
Zweeds frukt frukter äpplen
Noors frukt frukt epler
IJslands ávexti ávextir epli

Vinger- en aardappels
Terwijl woorden als fruit en vruchten gangbaar werden in de Germaanse talen, kenden die talen ook andere woorden die als verzamelnaam voor vruchten gebruikt konden worden. Waaronder appels. In het Oudengels (voor 1100) was er bijvoorbeeld het woord fingeræppla, letterlijk ‘vingerappels’, waarmee dadels werden aangeduid. Ook kende het Oudengels eorþæppla, wat in hedendaags Engels earth-apples zou zijn. Daarmee werden echter niet de aardappelen aangeduid die de mensen op Van Gogh’s beroemde schilderij aten, maar komkommers. Hetzelfde geldt voor het Oudhoogduitse (voor 1100) erdaphul en het Middelhoogduitse (1100-1350) erdaphil, wat ook ‘een soort van meloenen of komkommers’ betekende. Het Nederlands kende waarschijnlijk een vergelijkbaar woord met dezelfde betekenis.

Paradijs-, pijn-, granaat-, dennen- en citroenappels
Ook recenter werd het woord appel nog gebruikt om verschillende soorten fruit aan te duiden. Het Middelengelse (1100-1500) appel of paradis (dat ‘appel’ is geen typefout) was de benaming voor de banaan. Het eveneens Middelengelse pin-appel ontwikkelde zich tot pineapple en kon naast ananas ook granaatappel betekenen. En dan was er nog de betekenis dennenappel, die in het Nederlands ook pijnappel genoemd werd. Het Fries gebruikte daar pynapel voor (ook hier: geen typfout), en dinappel, tegenwoordig dinne-apel. In het Duits hebben ze het dan over Tannenzapfen, waarbij het woord ‘appel’ dus niet gebruikt wordt. Wat het Duits dan wel weer kent is de Paradiesapfel. Dat is een ‘kleine, ronde, in het wild groeiende appel’, maar regionaal kan er ook een tomaat of granaatappel mee bedoeld worden. Op een vergelijkbare manier werd in het Fries het woord sitroenappel zowel voor een “grote, langwerpige, wat kantige appel” gebruikt, als om een citroen aan te duiden. Voor het Nederlandse citroenappel geldt precies hetzelfde, wat tegenwoordig dus iets als 'citroenvrucht' zou zijn.

Oranje- en Chinaasappel
In het Fries kwam ik het woord oranje-apel tegen. Dat doet denken aan het hedendaagse orange in het Engels en Orange in het Duits, maar met het Friese woord wordt de vrucht van de oranjeboom bedoeld. Die vrucht lijkt – in mijn ogen althans – erg op een sinaasappel, maar schijnt toch net wat anders te zijn. De Nederlandse taal lijkt dat met mij eens te zijn, want onder ‘oranjeappel’ noemt het WNT drie betekenissen: de vrucht van een plantenfamilie (oranje, sinaasappel, citroen, limoen enz.), de vrucht van de oranjeboom (Citrus communis Risso) en “bij uitbreiding” ook de oranjeboom zelf. Bij de tweede betekenis vermeld het woordenboek: “Daar echter de sinaasappel (Citrus aurantium Risso) dikwijls als oranjeappel wordt aangeduid, blijkt niet altijd welke van beide vruchten bedoeld is.” Ik ben in mijn leven nog nooit de benaming oranjeappel tegengekomen bij het schap met de sinaasappels, dus de verwarring lijkt opgelost te zijn in het voordeel van het woord sinaasappel. Dat woord – sinesap(p)el of synappel in het Fries en Apfelsine in het Duits – is afkomstig van chinaasappel, omdat het een vrucht (oftewel: een appel) was die uit China kwam. Andere Nederlandse vormen van dat woord, die niet of nauwelijks meer gebruikt worden, zijn onder meer appelsina, appel China en appelsjien. Als merknaam kennen we in Nederlands nog wel Appelsientje.

De verboden vrucht
Tot slot nog even terug naar de paradijsappel: in het Nederlands schijnt daar, net als in het Duits, zowel een bepaalde appelsoort als een tomaat mee bedoeld te zijn geweest; in een artikel in het WNT uit 1914 worden die betekenissen in ieder geval nog genoemd. Verder werd de benaming paradijsappel gebruikt voor “eene soort van limoen”, die ook Adamsappel werd genoemd. En dat brengt ons bij de zondeval, het moment in Genesis 3 waarop Eva en Adam van de verboden vrucht aten. Dat wij het bobbeltje in de hals dat beweegt als je slikt als adamsappel kennen, is omdat men ooit beweerde dat een stukje van de appel die Adam at in zijn keel was blijven steken, en dat alle mannen daarom voortaan zo’n bobbeltje in de keel hadden. Dat vrouwen dat stukje kraakbeen ook hebben, was destijds kennelijk niet bekend. Een andere misvatting is dat de verboden vrucht een appel was – na het lezen van dit stukje kun je dat waarschijnlijk wel verklaren: waar we het nu over ‘verboden vrucht’ hebben, sprak men een aantal eeuwen geleden van een ‘verboden appel’. Wat dus ook een dadel, meloen of komkommer kan zijn geweest.

WEST-GERMAANS

Knibbel

WEST-GERMAANS

When you're weary

WEST-GERMAANS

In de rubriek West-Germaans bespreek ik met enige regelmaat een woord dat mij opvalt. Ik kijk naar de betekenissen en vormen van het woord, en vooral naar waar het woord vandaan komt. Daarbij vergelijk ik de vier West-Germaanse talen Nederlands, Engels, Fries en Duits, met af en toe een onvermijdelijk uitstapje over de fictieve West-Germaanse grens.