WEST-GERMAANS
Heit
Taal
| 15-06-2021
Van het Duitse, Nederlandse en Engelse Vater, vader en father tot fadar, pater en pitar in het Gotisch, Latijn en Sanskriet: er is duidelijk te zien dat deze woorden op elkaar lijken. Een opvallende uitzondering op dit rijtje vormt het Friese heit. Waarom? En was dat altijd al zo?
Centrale woordenschat
De talen die we nu kennen, zijn in de loop van vele eeuwen ontstaan. Elk van die talen heeft hele recente woorden, woorden die teruggaan tot eeuwen voor onze jaartelling, en alles daartussenin. Veel van de oudste woorden in de West-Germaanse talen hebben overeenkomsten met woorden in andere Indo-Europese talen. Volgens de meest gangbare theorie (de koerganhypothese) ligt de oorsprong van de Indo-Europese cultuur en taal in een gebied in het oosten van Oekraïne, in de periode van ± 4500-3500 v.Chr. In de eeuwen daarna trokken de Indo-Germanen richting het gebied dat we nu West-Europa noemen, waar zij zich mengden met de ‘hunebedbouwers’ die toen al in dat gebied woonden. Sindsdien is de maatschappij natuurlijk enorm veranderd, maar sommige heel alledaagse dingen zijn hetzelfde gebleven, ook in hoe we ze noemen. Daarbij kun je denken aan familietermen als vader, moeder, broe(de)r en zuster, maar ook bepaalde lichaamsdelen, weersverschijnselen, hemellichamen, planten en bomen, en zo nog het een en ander. Die woorden worden wel de centrale woordenschat genoemd, en je vindt ze dus in vrijwel alle Indo-Europese talen terug.
Vader
Het woord vader is een van de woorden uit die centrale woordenschat, wat betekent dat het woord voor een man die één of meer kinderen heeft in talen over de hele wereld te herleiden is tot hetzelfde oorspronkelijke woord. Daar moet je je wel bij bedenken dat ‘hetzelfde woord’ niet per se betekent dat het overal precies hetzelfde werd uitgesproken. Daarom wordt vaak gesproken over een ‘stam’, een soort basisvorm van een woord. Op basis van alle bekende varianten van het woord vader hebben taalkundigen gereconstrueerd dat die woorden teruggaan op de stam *ph2tḗr, wat je – als ik het goed begrijp – ongeveer uit zou moeten spreken als ‘pateer’, waarbij de p mogelijk werd uitgesproken met wat lucht erachteraan. In het Germaanse gebied veranderde die klank naar een f, die je in het Engelse father nog ziet en hoort. In het Nederlands en Duits veranderde die stemloze f (‘alleen lucht’) nog weer later in een stemhebbende v (‘met trillende stembanden’), hoewel ik de indruk heb dat de meeste Nederlanders het woord tegenwoordig weer met een f uitspreken, al schrijven we vader met een v.
Van faar naar heit
In het Oudsaksisch 'schreef men' fadar, in het Oudhoogduits fater, in het Oudnederlands fadar of fader, in het Oudengels fæder en in het Oudfries feder of fader. Tot die tijd – ruwweg voor 1550 – week het Fries wat het woord voor vader betreft dus niet af van de centrale woordenschat. Sterker nog, het EWN noemt ook een Nieuwfriese variant, dus van na 1550: faar. Ergens tussen 1550 en nu is dat woord in het Fries dus uitgestorven, ten gunste van het woord heit (uitspraak variërend van ‘heit’, tot ‘hajt’ en ‘hojt’). Het Wurdboek fan de Fryske taal dateert het woord heit op 1802, maar noemt ook fader, dat gedateerd wordt op 1820. De twee woorden hebben dus een tijdlang naast elkaar bestaan. Over de oorsprong van het woord leer ik helaas niets bij het lemma ‘heit’; achter “Etymologie:” staat alleen een komma. Wat me wel verder brengt, is de kindertaalvariant deite, waarbij onder meer verwezen wordt naar het Engelse dad, daddy. Zou het weer het Engels zijn dat mij de etymologie van een Fries woord leert?
Deite, daddy, papa, paus
De vorm daddy is een informele verkleiningsvorm van dad, daterend van rond 1500. De oudste bronnen van dat woord, dad, dateren van rond dezelfde tijd, maar het woord is waarschijnlijk veel ouder. Het Online Etymology Dictionary heeft het over een woord uit de kindertaal, dat vrijwel universeel is en waarschijnlijk prehistorisch, vergelijkbaar met het Welshe tad, het Ierse daid, het Latijnse tata en nog zo wat vormen die kinderen tegen hun vaders zeggen. Zoiets als papa in het Nederlands en Duits, al dan niet overgenomen uit het Frans. Dat woord is op zijn beurt weer verwant aan pāpa, Latijn voor de kerkvader die wij in zowel het Nederlands als het Fries paus noemen, de Engelstaligen pope en de Duitstaligen Papst. Het woord kerkvader laat zich echter niet naar het Fries vertalen als tsjerkeheit, maar als tsjerkfaar, waarin die oude Nieuwfriese variant dus nog terug te vinden is. Zo zullen er misschien nog enkele specifieke vadervormen zijn waar dat voor geldt, maar in het algemeen wordt faar in het Fries niet meer gebruikt.
In tegenstelling tot de meeste andere talen, waarin informele vormen als papa en dad naast formelere vormen als vader en father bestaan, is in het Fries de informelere en daardoor persoonlijker variant heit de enige gangbare variant geworden. Dat informele vind ik wel passen bij de Friese cultuur, en het heeft misschien ook wel te maken met de gangbare Friese aanspreekvorm: niet Wolle jo efkes helpe? (‘Wilt u even helpen?’), maar Wol heit efkes helpe? (‘Wil papa even helpen?’). Daardoor wordt heit gevoelsmatig bijna een naam, in plaats van een begrip, waar een informelere vorm van het woord goed bij past. Maar dat laatste is allemaal mijn eigen interpretatie.
HEIT EN MEM
Wat ik in dit stukje schrijf over het woord heit, geldt voor een groot deel ook voor het de vrouwelijke tegenhanger mem. Daarom heb ik twee versies van dit artikel gemaakt. Doordat beide woorden een andere oorsprong en geschiedenis hebben, zijn er natuurlijk ook de nodige verschillen te ontdekken als je beide varianten leest. De versie over mem kun je hier vinden.
De talen die we nu kennen, zijn in de loop van vele eeuwen ontstaan. Elk van die talen heeft hele recente woorden, woorden die teruggaan tot eeuwen voor onze jaartelling, en alles daartussenin. Veel van de oudste woorden in de West-Germaanse talen hebben overeenkomsten met woorden in andere Indo-Europese talen. Volgens de meest gangbare theorie (de koerganhypothese) ligt de oorsprong van de Indo-Europese cultuur en taal in een gebied in het oosten van Oekraïne, in de periode van ± 4500-3500 v.Chr. In de eeuwen daarna trokken de Indo-Germanen richting het gebied dat we nu West-Europa noemen, waar zij zich mengden met de ‘hunebedbouwers’ die toen al in dat gebied woonden. Sindsdien is de maatschappij natuurlijk enorm veranderd, maar sommige heel alledaagse dingen zijn hetzelfde gebleven, ook in hoe we ze noemen. Daarbij kun je denken aan familietermen als vader, moeder, broe(de)r en zuster, maar ook bepaalde lichaamsdelen, weersverschijnselen, hemellichamen, planten en bomen, en zo nog het een en ander. Die woorden worden wel de centrale woordenschat genoemd, en je vindt ze dus in vrijwel alle Indo-Europese talen terug.
Vader
Het woord vader is een van de woorden uit die centrale woordenschat, wat betekent dat het woord voor een man die één of meer kinderen heeft in talen over de hele wereld te herleiden is tot hetzelfde oorspronkelijke woord. Daar moet je je wel bij bedenken dat ‘hetzelfde woord’ niet per se betekent dat het overal precies hetzelfde werd uitgesproken. Daarom wordt vaak gesproken over een ‘stam’, een soort basisvorm van een woord. Op basis van alle bekende varianten van het woord vader hebben taalkundigen gereconstrueerd dat die woorden teruggaan op de stam *ph2tḗr, wat je – als ik het goed begrijp – ongeveer uit zou moeten spreken als ‘pateer’, waarbij de p mogelijk werd uitgesproken met wat lucht erachteraan. In het Germaanse gebied veranderde die klank naar een f, die je in het Engelse father nog ziet en hoort. In het Nederlands en Duits veranderde die stemloze f (‘alleen lucht’) nog weer later in een stemhebbende v (‘met trillende stembanden’), hoewel ik de indruk heb dat de meeste Nederlanders het woord tegenwoordig weer met een f uitspreken, al schrijven we vader met een v.
Van faar naar heit
In het Oudsaksisch 'schreef men' fadar, in het Oudhoogduits fater, in het Oudnederlands fadar of fader, in het Oudengels fæder en in het Oudfries feder of fader. Tot die tijd – ruwweg voor 1550 – week het Fries wat het woord voor vader betreft dus niet af van de centrale woordenschat. Sterker nog, het EWN noemt ook een Nieuwfriese variant, dus van na 1550: faar. Ergens tussen 1550 en nu is dat woord in het Fries dus uitgestorven, ten gunste van het woord heit (uitspraak variërend van ‘heit’, tot ‘hajt’ en ‘hojt’). Het Wurdboek fan de Fryske taal dateert het woord heit op 1802, maar noemt ook fader, dat gedateerd wordt op 1820. De twee woorden hebben dus een tijdlang naast elkaar bestaan. Over de oorsprong van het woord leer ik helaas niets bij het lemma ‘heit’; achter “Etymologie:” staat alleen een komma. Wat me wel verder brengt, is de kindertaalvariant deite, waarbij onder meer verwezen wordt naar het Engelse dad, daddy. Zou het weer het Engels zijn dat mij de etymologie van een Fries woord leert?
Deite, daddy, papa, paus
De vorm daddy is een informele verkleiningsvorm van dad, daterend van rond 1500. De oudste bronnen van dat woord, dad, dateren van rond dezelfde tijd, maar het woord is waarschijnlijk veel ouder. Het Online Etymology Dictionary heeft het over een woord uit de kindertaal, dat vrijwel universeel is en waarschijnlijk prehistorisch, vergelijkbaar met het Welshe tad, het Ierse daid, het Latijnse tata en nog zo wat vormen die kinderen tegen hun vaders zeggen. Zoiets als papa in het Nederlands en Duits, al dan niet overgenomen uit het Frans. Dat woord is op zijn beurt weer verwant aan pāpa, Latijn voor de kerkvader die wij in zowel het Nederlands als het Fries paus noemen, de Engelstaligen pope en de Duitstaligen Papst. Het woord kerkvader laat zich echter niet naar het Fries vertalen als tsjerkeheit, maar als tsjerkfaar, waarin die oude Nieuwfriese variant dus nog terug te vinden is. Zo zullen er misschien nog enkele specifieke vadervormen zijn waar dat voor geldt, maar in het algemeen wordt faar in het Fries niet meer gebruikt.
In tegenstelling tot de meeste andere talen, waarin informele vormen als papa en dad naast formelere vormen als vader en father bestaan, is in het Fries de informelere en daardoor persoonlijker variant heit de enige gangbare variant geworden. Dat informele vind ik wel passen bij de Friese cultuur, en het heeft misschien ook wel te maken met de gangbare Friese aanspreekvorm: niet Wolle jo efkes helpe? (‘Wilt u even helpen?’), maar Wol heit efkes helpe? (‘Wil papa even helpen?’). Daardoor wordt heit gevoelsmatig bijna een naam, in plaats van een begrip, waar een informelere vorm van het woord goed bij past. Maar dat laatste is allemaal mijn eigen interpretatie.
WEST-GERMAANS
Mem
WEST-GERMAANS
Allemaal appels
WEST-GERMAANS
In de rubriek West-Germaans bespreek ik met enige regelmaat een woord dat mij opvalt. Ik kijk naar de betekenissen en vormen van het woord, en vooral naar waar het woord vandaan komt. Daarbij vergelijk ik de vier West-Germaanse talen Nederlands, Engels, Fries en Duits, met af en toe een onvermijdelijk uitstapje over de fictieve West-Germaanse grens.