×
☰ Menu
robertdouw.nl

MIJN KLASSIEKERS

Daf P300

Auto's
| 15-11-2019
Vier afleveringen over mijn klassiekers uit de Daf-fabrieken - daarmee vier ik dat 60 jaar geleden de eerste personenauto van Daf op de markt kwam. Twee weken geleden schreef ik over de Daf 55 en wat daaraan vooraf ging. Nu is het de beurt aan de helemaal nieuwe tweede generatie Daf 33. Helaas werd dat autootje alleen nooit in productie genomen. En het scheelde zo weinig...

Openbaring
Nadat ik in de tweede klas van de middelbare school het personenautomerk Daf had ontdekt, wilde ik daar meer over weten. In het stukje over de Daf 55 schreef ik al dat ik in de dorpsbibliotheek weinig kon vinden. Kennelijk was mijn honger naar informatie groot, want nog in 1997 kreeg ik mijn ouders zo ver af te reizen naar Eindhoven voor een bezoekje aan het Daf Museum. Daar zag ik alle modellen bij elkaar, leerde ik het werk van Charles Burki kennen en zag ik schaalmodellen in een vitrinekast. Daartussen zaten ook modellen die het productiestadium nooit haalden. Voor een jongen van een jaar of 14 die stiekem heel graag auto-ontwerper zou willen worden, is dat natuurlijk een regelrechte openbaring.
Daf P300
Daf P300
Een nieuwe kleine Daf
Eén van de modellen die ik in het Daf Museum leerde kennen, was de P300. (Ik weet overigens niet zeker of die er in 1997 al stond, maar bij een later bezoek in elk geval wel, getuige de foto's bij dit stukje). In 1966 bouwde Daf twee modellen: de Daffodil - intern bekend als de 32 - en de 44. Op basis van de 44 zou in 1967 de 55 op de markt komen, maar men wilde meer. Boven de 44/55 moest een groter model komen, waar ik over twee weken op terug kom. Onder de 44/55 had men de Daffodil '32'. Dat was een doorontwikkeling van de 600 uit 1959, en dus begon die auto zo langzamerhand wat ouderwets te worden. Daarom startte men met de ontwikkeling van een opvolger: het model met codenaam P300, dat in 1971 op de markt zou moeten komen.
Daf P300
Ontwerpen en een mock-up voor de P300
Voorstudies
Bij het ontwikkelen van een nieuw model gaan autofabrikanten natuurlijk niet over één nacht ijs. Ook bij Daf werden er eerst voorstudies gedaan. In vergelijking met de Daffodil moest het nieuwe model iets compacter worden, zodat het verschil met de 44/55 groter werd. Men wilde een wat hipper autootje, om zo jongere kopers aan te spreken. Ook moest het wat vlotter mee kunnen komen in het verkeer en beter bestand zijn tegen roest. Dat alles wel met behoud van de lage aanschaf- en gebruikskosten die bij een Dafje hoorden én genoeg prijsverschil met de 44/55. Uit de voorstudies bleek dat het ontwikkelen van zo'n nieuw klein model haalbaar zou moeten zijn, dus gingen de ontwerpteams met die opdracht aan het werk.
Daf P300
Schaalmodellen van de P300 en een P300 bestelauto
Van tekening tot prototype
Net als bij de 44 en 55 werd voor de P300 de hulp ingeroepen van Michelotti. Hij maakte eerst tekeningen en een model op kleine schaal, waarop Daf in 1969 een houten
mock-upeen niet werkend model
in schaal 1:1 bestelde. Zo werd de vorm van het nieuwe model langzaamaan duidelijk. Het autootje was 15 cm korter dan de Daffodil, maar had een 5 cm langere
wielbasisde afstand tussen het middelpunt van de voor- en achteras
van 2,10 meter. Op die manier hoopte men een iets ruimer interieur te kunnen creëren. Om de kofferbak goed toegankelijk te maken stond de achterruit iets steiler dan de
C-stijlenClio en concept cars
, zodat de kofferklep wat groter kon zijn. In 1970 kreeg Michelotti van Daf de opdracht twee stalen prototypes te maken: één voor proefritten en windtunneltesten, de ander voor experimenten met het interieur.
Daf P300
Bovenste foto v.l.n.r.: Fiat 850, Daf Daffodil, Daf P300, Daf 55, Ford Escort, Renault 12
Mogelijke motorisaties
Het prototype waarmee men proefritten maakte op een nog niet opengesteld gedeelte van de E3 (E34/A67) tussen Eindhoven en Venlo, was uitgerust met de 850 cc tweecilnder uit de Daf 44. Die had 10 pk meer dan de motor in de Daffodil. Hoewel het gebruik van de eigen motor voor de hand lijkt te liggen, werden er ook andere opties overwogen. Van der Brugghen noemt de viercilinder van British Leyland Motor Company (BLMC) die er was met inhouden van 850-1300 cc, de 950 cc viercilindervan Renault en de 850 cc driecilinder van Fiat, "maar die wilde ons niet leveren". Op de foto hierboven staat de P300 tussen zijn beoogde voorganger, de Daffodil, en de 55, het model waar hij niet te dicht op mocht komen. Verder zie je op de foto de Fiat 850, Ford Escort en Renault 12. De Fiat zou een rechtstreekse concurrent worden voor de P300. De Renault 12 en Ford Escort zijn duidelijk grotere auto's met grotere motoren, dus ik vermoed dat die er vooral bij staan vanwege het moderne ontwerp.
Daf P300
De P300 in het Daf Museum (10-2018)
Geen nieuwe 33
Hoe veelbelovend het er ook allemaal uitzag, uiteindelijk bleek het model toch te duur te worden. De prijs van de P300 zou te dicht bij die van de 44/55 te komen te liggen, dus werd het project na ruim drie jaar gestopt. Vanaf 1967 werd de Daffodil, met wat kleine wijzigingen, verkocht als Daf 33. In 1974 liep de laatste 33 van de band, zonder dat er een opvolger voor was. Na 312.367 exemplaren stopte de productie van de kleinste Dafjes, van de 600 tot de 33. Met 131.618 exemplaren in acht jaar was vooral de 33 best succesvol, zeker voor een vrij jong automerk dat maar in een paar landen actief was. Dat neemt natuurlijk niet weg dat het erg jammer is dat de P300 het productiestadium nooit haalde. Omdat het veel moderner oogde dan de Daffodil had het autootje het imago van de Dafjes een positieve impuls kunnen geven. En ik kan me zo voorstellen dat de oliecrisis van 1973 de vraag naar een modern zuinig gezinsautootje groter had gemaakt. Maar ja, van die komende crisis had Wim van Doorne natuurlijk nog geen weet toen hij in 1970 de stekker uit project P300 trok. Toch was al het werk aan de P300 uiteindelijk niet helemaal zinloos. In de vormgeving van de Daf-die-nooit-als-nieuwe-33-op-de-markt-kwam kun je al wel de vorm herkennen van de grotere Daf, die intern bekend stond als P900...
Daf P300
Details van de Daf P300

Bronnen

  • Brugghen, J. van der. (1988) Dertig jaren Nederlandse personenwagens; 1958-1988. Helmond: Volvo Car b.v.
  • Haakman, J. (2006) Onschatbare Klassieker; Jaarboek 17-2007. Huizen: Haakman BV.
  • Lange, J. de. (1997) Dafjes. Rijswijk: Uitgeverij Elmar B.V.
  • Zeeuw, J. de. (red.). (2005) Ongekend talent; De Daf personenwagen. Daf Club Nederland

De foto's in het Daf Museum heb ik zelf gemaakt. Van de andere foto's heb ik de bronnen helaas niet kunnen achterhalen. Eventuele rechthebbenden bied ik mijn verontschuldigingen aan en verzoek ik contact op te nemen.