KUNSTSTUKJES
Anders Zorn: Omnibus
Beeldende kunst
| 21-01-2021
Sommige kunstenaars hebben de tijd niet mee en raken daardoor in de vergetelheid. Dat gold een tijdje voor Caravaggio, het geldt wat mij betreft nog steeds voor Bas Jan Ader en is zonder enige twijfel ook het geval voor de Zweedse kunstenaar Anders Zorn. In 1891-1892 maakte hij twee olieverfschilderijen en een ets met de titel Omnibus, die heel mooi illustreren wat ik waardeer in zijn werk.
Als je een land in gedachten moet nemen bij de schilderkunst van, pak ‘m beet, 1870-1900, dan zal het niet Zweden zijn dat als eerste in je opkomt. Het einde van de 19e eeuw is vooral bekend om wat de impressionisten en aanverwanten maakten in Parijs. Dat betekent natuurlijk niet dat er buiten de Franse hoofdstad niet geschilderd werd. Bijvoorbeeld Vincent van Gogh (1853-1890) woonde alles bij elkaar maar drie jaar in Parijs en verder alleen de laatste twee jaar van zijn leven op andere plekken in Frankrijk. De Amerikaan James McNeill Whistler (1834-1903) schilderde in 1871 in Londen zijn beroemdste werk, Arrangement in Gray and Black, No. 1, beter bekend onder de titel Whistler’s Mother. Rond diezelfde tijd begint in de Oostenrijkse hoofdstad Wenen een zekere Gustav Klimt (1862-1918) zijn carrière als kunstschilder en in Noorwegen breekt Edvard Munch (1863-1944) in 1880 zijn bouwkundestudie af en besluit schilder te worden. In hetzelfde jaar wordt op de studentenexpositie van de Koninklijke Zweedse Academie van de Beeldende Kunsten in Stockholm een aquarel getoond van Anders Zorn.
Als je het vroege werk van Anders Zorn (1860-1920) vergelijkt met dat van zijn tijdgenoten, dan valt op hoe traditioneel dat werk is. Zorn werkt dan nog voornamelijk met aquarelverf en schildert traditionele Zweedse taferelen. In 1881 reist hij voor het eerst naar Parijs, wat hij in de jaren daarna vaker zal doen. In 1887 exposeert hij voor het eerst werk op de Parijse Salon: de grote, toonaangevende kunsttentoonstelling waar impressionistische werken (die toen natuurlijk nog niet zo genoemd werden) ruim twintig jaar eerder geweigerd waren. Toch is in het werk dat Zorn rond die tijd maakte wel de invloed van het impressionisme te zien. In het najaar van 1888 gaat Zorn met zijn vrouw Emma in Parijs wonen. Daar komt hij uiteraard in contact met andere kunstenaars, onder wie August Rodin, Edgar Degas en Auguste Renoir. Zorn bewonderde verder het werk van Éduard Manet, van wie hij ook een tijd een schilderij in bezit had. Anders en Emma blijven in Parijs wonen tot ze in 1896 teruggaan naar Zorns geboorteplaats Mora in Zweden, waar hij in 1920 overlijdt en waar nu nog het Zornmuseet (Zorn Museum) te vinden is. Dat is vooral te danken aan zijn vrouw Emma. In de kunstwereld werd hij destijds veelal gezien als een schilder van het establishment, als een schilder uit een voorbijgegaan tijdperk. Verklaarbaar, in de geest van de tijd, maar wat mij betreft onterecht.
Zoals alle beeldende kunstenaars, liet ook Anders Zorn zich inspireren door zijn grote voorbeelden. Zo is bekend dat hij gefascineerd was door het werk van de in aquarel gespecialiseerde Zweedse schilder Egron Lundgren, van wie hij in 1876 een expositie bezocht. Zorn zette wat hij zag naar zijn hand en brak in 1880 door met een werk in aquarel, een techniek die hij zijn hele carrière bleef gebruiken, net als gouache (‘dekkende waterverf’), ook nadat hij vanaf 1887 olieverf toevoegde aan zijn arsenaal. Ik vind het echt onvoorstelbaar wat die man met waterverf kan. Een andere techniek waarin Zorn een aantal meesterwerken maakte, is het etsen. Ook daarbij liet hij zich inspireren door een grote meester: in zijn voormalig landhuis Zorngården is zijn omvangrijke verzameling etsen van Rembrandt te zien – een extra reden om een bezoekje aan Zweden hoog op mijn verlanglijstje te zetten, voor als we weer naar het buitenland mogen reizen. Multitalent Anders maakte ook drie bronzen sculpturen, die eruitzien alsof hij niets anders deed en die mij wat aan het ruimtelijke werk van Degas doen denken. Zo zijn er nog vele voorbeelden van invloeden te noemen, maar wat mij het meest interesseert is de invloed van 'het impressionisme'. In de loop van zijn oeuvre zie je namelijk dat Zorn steeds losser gaat schilderen. Dat is wat mij betreft waar hij zijn werk op een hoger niveau brengt, van – oneerbiedig gezegd – afbeeldingen naar kunstwerken. En dat brengt ons dan eindelijk bij het werk uit de titel van dit stukje.
De snelle manier van schilderen en de losse toets die Zorn tegen het einde van de 19e eeuw ontwikkelde, zijn onder andere te zien in de verschillende versies van Omnibus. Zorn was geen impressionist in de letterlijke zin van het woord; natuurlijk is elk kunstwerk een impressie van de werkelijkheid, maar Zorn werkte niet snel om precies vast te leggen wat hij op dat moment zag, zoals de impressionisten wel deden. Zorn maakte voorstudies en dacht zo zijn composities uit en hij gebruikte een grijziger palet dan bijvoorbeeld Monet. Bij veel van zijn schilderijen mengde hij zijn kleuren op basis van een beperkt palet dat bekend staat als het Zorn-palet, met titaanwit, gele oker, cadmiumrood licht en ivoorzwart. Dat laatste is een koele zwart, waardoor je met deze vier kleuren wonderbaarlijk genoeg ook blauwige en groenige tinten kunt mengen. Ik stel me zo voor dat Zorn in Parijs de toen nog heel recente werken van de impressionisten bestudeerde en daaruit meenam wat paste binnen zijn manier van werken, om die zo te verrijken, net zoals hij eerder met het werk van Egron Lundgren had gedaan. Dat leverde sterk werk op met veel prachtige details, die los bezien niet veel meer zijn dan een ogenschijnlijk random verfvlek, maar die binnen het geheel helemaal blijken te kloppen.
Kijk bijvoorbeeld eens naar de mannen op de achtergrond in de versie van Omnibus uit 1891-1892: de lichtval op de mouw, de hand, de contouren van het gezicht: met een paar snelle penseelstreken zet Zorn de figuren neer, alsof hij daadwerkelijk in de omnibus (een paardenbus) heeft zitten schilderen. Of bekijk het raam links achter de dame op de voorgrond: geïsoleerd zijn het abstracte verfklodders, maar in het geheel is het geloofwaardig als de ruit van een rijdende bus. Dat Zorn dit niet in een rijdende bus heeft geschilderd, dat hij de figuren heeft gepositioneerd zoals hij ze wil hebben, en dat hij de kleuren heeft aangepast om te passen binnen de compositie, blijkt als je de olieverfstudie (1981-1892) en de latere versie van het schilderij (1892) bekijkt. In die laatste versie zijn de kleuren helderder en is de lichtval op de voorste figuur nadrukkelijker door de scherpe vorm, wat ook te zien is op de ets van hetzelfde tafereel, eveneens uit 1892. Welke versie ik het mooist vind weet ik eigenlijk niet; ze hebben elk hun eigen charme. Maar wat ik in alle versies én in heel veel ander werk van Zorn waardeer, en niet zo’n beetje, is hoe hij suggesties oproept, hoe hij mij als beschouwer met een snelle toets of een losse kras met de etsnaald laat geloven dat daar iemand zit of staat en dat ik niet naar een plat vlak kijk, maar met die personages en voorwerpen in een ruimte ben. Meesterlijk!
Omnibus I (detail), 1891-1892, olieverf op doek
De kunstwereld is groter dan ParijsAls je een land in gedachten moet nemen bij de schilderkunst van, pak ‘m beet, 1870-1900, dan zal het niet Zweden zijn dat als eerste in je opkomt. Het einde van de 19e eeuw is vooral bekend om wat de impressionisten en aanverwanten maakten in Parijs. Dat betekent natuurlijk niet dat er buiten de Franse hoofdstad niet geschilderd werd. Bijvoorbeeld Vincent van Gogh (1853-1890) woonde alles bij elkaar maar drie jaar in Parijs en verder alleen de laatste twee jaar van zijn leven op andere plekken in Frankrijk. De Amerikaan James McNeill Whistler (1834-1903) schilderde in 1871 in Londen zijn beroemdste werk, Arrangement in Gray and Black, No. 1, beter bekend onder de titel Whistler’s Mother. Rond diezelfde tijd begint in de Oostenrijkse hoofdstad Wenen een zekere Gustav Klimt (1862-1918) zijn carrière als kunstschilder en in Noorwegen breekt Edvard Munch (1863-1944) in 1880 zijn bouwkundestudie af en besluit schilder te worden. In hetzelfde jaar wordt op de studentenexpositie van de Koninklijke Zweedse Academie van de Beeldende Kunsten in Stockholm een aquarel getoond van Anders Zorn.
Boven: drie voorstudies voor Omnibus (1891-1892). Onder: Omnibus I (1891-1892) en Omnibus II (1892) als schilderij en als ets.
Traditie ontmoet impressieAls je het vroege werk van Anders Zorn (1860-1920) vergelijkt met dat van zijn tijdgenoten, dan valt op hoe traditioneel dat werk is. Zorn werkt dan nog voornamelijk met aquarelverf en schildert traditionele Zweedse taferelen. In 1881 reist hij voor het eerst naar Parijs, wat hij in de jaren daarna vaker zal doen. In 1887 exposeert hij voor het eerst werk op de Parijse Salon: de grote, toonaangevende kunsttentoonstelling waar impressionistische werken (die toen natuurlijk nog niet zo genoemd werden) ruim twintig jaar eerder geweigerd waren. Toch is in het werk dat Zorn rond die tijd maakte wel de invloed van het impressionisme te zien. In het najaar van 1888 gaat Zorn met zijn vrouw Emma in Parijs wonen. Daar komt hij uiteraard in contact met andere kunstenaars, onder wie August Rodin, Edgar Degas en Auguste Renoir. Zorn bewonderde verder het werk van Éduard Manet, van wie hij ook een tijd een schilderij in bezit had. Anders en Emma blijven in Parijs wonen tot ze in 1896 teruggaan naar Zorns geboorteplaats Mora in Zweden, waar hij in 1920 overlijdt en waar nu nog het Zornmuseet (Zorn Museum) te vinden is. Dat is vooral te danken aan zijn vrouw Emma. In de kunstwereld werd hij destijds veelal gezien als een schilder van het establishment, als een schilder uit een voorbijgegaan tijdperk. Verklaarbaar, in de geest van de tijd, maar wat mij betreft onterecht.
Nog veel minder los geschilderd: Ons dagelijks brood (detail), 1886, aquarel op papier
Inspiratie voor een multitalentZoals alle beeldende kunstenaars, liet ook Anders Zorn zich inspireren door zijn grote voorbeelden. Zo is bekend dat hij gefascineerd was door het werk van de in aquarel gespecialiseerde Zweedse schilder Egron Lundgren, van wie hij in 1876 een expositie bezocht. Zorn zette wat hij zag naar zijn hand en brak in 1880 door met een werk in aquarel, een techniek die hij zijn hele carrière bleef gebruiken, net als gouache (‘dekkende waterverf’), ook nadat hij vanaf 1887 olieverf toevoegde aan zijn arsenaal. Ik vind het echt onvoorstelbaar wat die man met waterverf kan. Een andere techniek waarin Zorn een aantal meesterwerken maakte, is het etsen. Ook daarbij liet hij zich inspireren door een grote meester: in zijn voormalig landhuis Zorngården is zijn omvangrijke verzameling etsen van Rembrandt te zien – een extra reden om een bezoekje aan Zweden hoog op mijn verlanglijstje te zetten, voor als we weer naar het buitenland mogen reizen. Multitalent Anders maakte ook drie bronzen sculpturen, die eruitzien alsof hij niets anders deed en die mij wat aan het ruimtelijke werk van Degas doen denken. Zo zijn er nog vele voorbeelden van invloeden te noemen, maar wat mij het meest interesseert is de invloed van 'het impressionisme'. In de loop van zijn oeuvre zie je namelijk dat Zorn steeds losser gaat schilderen. Dat is wat mij betreft waar hij zijn werk op een hoger niveau brengt, van – oneerbiedig gezegd – afbeeldingen naar kunstwerken. En dat brengt ons dan eindelijk bij het werk uit de titel van dit stukje.
Links: ook veel suggestie in dit detail uit de ets Ondiep water, 1913. Rechts: selfie avant la lettre, met in het midden Anders Zorn en links zijn vrouw Emma
Geen impressionistDe snelle manier van schilderen en de losse toets die Zorn tegen het einde van de 19e eeuw ontwikkelde, zijn onder andere te zien in de verschillende versies van Omnibus. Zorn was geen impressionist in de letterlijke zin van het woord; natuurlijk is elk kunstwerk een impressie van de werkelijkheid, maar Zorn werkte niet snel om precies vast te leggen wat hij op dat moment zag, zoals de impressionisten wel deden. Zorn maakte voorstudies en dacht zo zijn composities uit en hij gebruikte een grijziger palet dan bijvoorbeeld Monet. Bij veel van zijn schilderijen mengde hij zijn kleuren op basis van een beperkt palet dat bekend staat als het Zorn-palet, met titaanwit, gele oker, cadmiumrood licht en ivoorzwart. Dat laatste is een koele zwart, waardoor je met deze vier kleuren wonderbaarlijk genoeg ook blauwige en groenige tinten kunt mengen. Ik stel me zo voor dat Zorn in Parijs de toen nog heel recente werken van de impressionisten bestudeerde en daaruit meenam wat paste binnen zijn manier van werken, om die zo te verrijken, net zoals hij eerder met het werk van Egron Lundgren had gedaan. Dat leverde sterk werk op met veel prachtige details, die los bezien niet veel meer zijn dan een ogenschijnlijk random verfvlek, maar die binnen het geheel helemaal blijken te kloppen.
Details uit Omnibus I, 1891-1892, olieverf op doek.
Suggesties in de omnibusKijk bijvoorbeeld eens naar de mannen op de achtergrond in de versie van Omnibus uit 1891-1892: de lichtval op de mouw, de hand, de contouren van het gezicht: met een paar snelle penseelstreken zet Zorn de figuren neer, alsof hij daadwerkelijk in de omnibus (een paardenbus) heeft zitten schilderen. Of bekijk het raam links achter de dame op de voorgrond: geïsoleerd zijn het abstracte verfklodders, maar in het geheel is het geloofwaardig als de ruit van een rijdende bus. Dat Zorn dit niet in een rijdende bus heeft geschilderd, dat hij de figuren heeft gepositioneerd zoals hij ze wil hebben, en dat hij de kleuren heeft aangepast om te passen binnen de compositie, blijkt als je de olieverfstudie (1981-1892) en de latere versie van het schilderij (1892) bekijkt. In die laatste versie zijn de kleuren helderder en is de lichtval op de voorste figuur nadrukkelijker door de scherpe vorm, wat ook te zien is op de ets van hetzelfde tafereel, eveneens uit 1892. Welke versie ik het mooist vind weet ik eigenlijk niet; ze hebben elk hun eigen charme. Maar wat ik in alle versies én in heel veel ander werk van Zorn waardeer, en niet zo’n beetje, is hoe hij suggesties oproept, hoe hij mij als beschouwer met een snelle toets of een losse kras met de etsnaald laat geloven dat daar iemand zit of staat en dat ik niet naar een plat vlak kijk, maar met die personages en voorwerpen in een ruimte ben. Meesterlijk!
Bronnen
- Bischoff, U. (2010). Edvard Munch; 1863 – 1944. Köln: Taschen GmbH / Kerkdriel: Librero Nederland b.v.
- Cederlund, J., Brummer, H.H., Hedström, P., Ganz, J.A. (2013). Anders Zorn; Sweden’s Master Painter. New York: Rizzoli Electra, in association with the Fine Arts Museums of San Francisco.
- Denekamp, N., Blerk, R. Van. (2015). De Grote Van Gogh Atlas. Amsterdam: Uitgeverij Rubinstein bv / Van Gogh Museum.
- Néret, G. (2010). Gustav Klimt; 1862 – 1918. Köln: Taschen GmbH / Kerkdriel: Librero Nederland b.v.
- Wikipedia: Arrangement in Gray and Black, No. 1.
- Zornmuseet: from Manet to Gauguin.
Afbeeldingen: Eigen foto's, gemaakt op de tentoonstelling Anders Zorn; De Zweedse idylle, aangevuld met een afbeelding van Wikimedia Commons, van gallerix.org en van arthur.io.