MIJN KLASSIEKERS
Renault Mégane Scénic
Auto's
| 21-02-2020
Toen Renault in 1996 de Mégane Scénic op de markt bracht, was dat een schot in de roos: het juiste model op het juiste moment. Dat is natuurlijk wat elk bedrijf wil bij de lancering van een nieuw product. Hoe kreeg Renault dat voor elkaar?
In 1995 presenteerde Renault de Mégane als opvolger van de 19, in eerste instantie alleen als vijfdeurs hatchback en als driedeurs hatchback die de naam ‘Coupé’ meekreeg. In hetzelfde jaar kreeg ik, jongetje van 12, voor Sinterklaas een boekje met de titel ‘Alle Auto’s 96’. Daar kwam elk jaar in december een nieuw deel van uit, met het jaartal van het komende jaar in de titel. In dat boekje stond een afbeelding van de nieuwe Mégane in verschillende carrosserievarianten, waaronder een aantal nog niet onthulde. Een gemiddelde modelserie van compacte gezinsauto ’s bestond destijds uit een 3- en 5-deurs hatchback, een sedan en stationwagen, eventueel aangevuld met een coupé en/of cabriolet. In het geval van de Mégane stond er echter geen stationwagen (of break, zoals de Fransen zo’n model vaak noemen), maar een hoog model, een soort kleine Espace.
Het is natuurlijk onmogelijk met zekerheid te zeggen hoe ik de Mégane Scénic bij het zien van die eerste, verduisterde afbeelding omschreven zou hebben in 1995. Ik denk dat ik toen nog niet van het woord ‘monovolume’ had gehoord. De term ‘MPV’ kende ik misschien al wel, misschien nog net niet. De Espace, Renaults grote ruimtewagen, kende ik zeker. Ik denk daarom dat de kans groot is dat ik het nieuwe fenomeen dat de Mégane Scénic was, omschreven zou hebben als ‘kleine Espace’. Dat gold waarschijnlijk voor veel mensen, in die tijd. En met reden. Renault had namelijk al eerder de rol van voorloper op zich genomen – of ze dat echt waren, laat ik even in het midden – bij de introductie van de eerste Espace in 1985. Het ontwerp kwam van Matra, dat het eerst aan Peugeot had aangeboden. Toen dat merk het model weigerde, ging men naar Renault en daar hapte men wel toe. In 1985 kwam de auto op de markt als Espace. Een treffende naam, want espace (ruimte) bood ‘ie zeker. Het model bleek het goed genoeg te doen om een opvolger te rechtvaardigen, en zo werd in 1991 de tweede generatie Espace gepresenteerd. Toen halverwege de jaren ’90 ruimtewagens in de mode kwamen, had Renault al de nodige jaren ervaring en was hun merknaam in Europa al onlosmakelijk verbonden met het concept. Waar Renaults grootste Europese concurrenten zich richtten op de ontwikkeling van een Espace-achtige (de Citroën Evasion/Fiat Ulysse/Peugeot 806 kwamen in 1994 op de markt, de Ford Galaxy/Seat Alhambra/VW Sharan in 1995-1996 en de Opel Sintra in 1997), kon Renault al een stap verder denken, in de richting van een midi-MPV.
Voordat de Mégane Scénic het levenslicht zag, had Renault al een andere monovolume naast de Espace in het gamma gezet: de Twingo. Het voert misschien wat te ver dat autootje als MPV te zien, maar voor een A-segmenter bood het wel opmerkelijk veel binnenruimte. Renault adverteerde later wel met de Twingo, Mégane Scénic en Espace als monovolume-line-up. Ook bij de Twingo wist Renault zichzelf als voorloper te profileren, hoewel in Japan al wel een auto met een vergelijkbaar concept rondreed onder de merknaam Honda, en in Europa bijvoorbeeld Citroën ook al wel met dat idee gespeeld had voor de AX. Dat neemt allemaal natuurlijk niet weg dat het Renault was dat de durf had zo’n opmerkelijk model op de Europese markt te brengen. En dat het bijdroeg aan het imago van Renault, als merk dat naast hele ‘gewone’ modellen ook sterk was in slimme ruimteconcepten.
Ook het idee voor de Mégane Scénic was niet misschien niet helemaal uniek. De Scénic Concept uit 1991 was heel doordacht, maar ik meen me te herinneren dat er in die tijd al wel meer vergelijkbare concept cars waren. En Mitsubishi had al sinds 1991 de Space Runner, die qua formaat redelijk overeenkomt met de Mégane Scénic. Toch bood die laatste iets nieuws voor de Europese koper. Ik denk dat het een goede zet was van Renault om het model in eerste instantie als onderdeel van de Mégane-reeks op de markt te brengen. Dat maakte het een ‘normaler’ model, een minder buitenissige aankoop voor Jan Modaal. Tegelijkertijd was het een heel praktische gezinsauto, met veel opbergvakjes en een flexibel interieur – en dat allemaal voor aanzienlijk minder geld dan je voor een Espace neer moest tellen. Renault beheerste het concept van de ruimteauto als geen ander Europees merk en wist het bereikbaar te maken voor het grote publiek in een auto die er uitzag als een gezinsauto, en niet als een busje. Getuige mijn schoolagenda wist ik dat concept als schooljongen ook te waarderen: naast een overzichtje van Auto’s van het Jaar sinds 1964 schreef ik “1997 → ik denk, hoop, gok: …Renault Mégane Scénic”. Dat dacht, hoopte en gokte ik goed, bleek later, want de midi-MPV werd inderdaad de Europese Auto van het Jaar 1997, met een grote voorsprong op de andere genomineerden en het hoogste puntenaantal sinds de Peugeot 405 in 1988.
Renault Mégane Scénic
Een hoge MéganeIn 1995 presenteerde Renault de Mégane als opvolger van de 19, in eerste instantie alleen als vijfdeurs hatchback en als driedeurs hatchback die de naam ‘Coupé’ meekreeg. In hetzelfde jaar kreeg ik, jongetje van 12, voor Sinterklaas een boekje met de titel ‘Alle Auto’s 96’. Daar kwam elk jaar in december een nieuw deel van uit, met het jaartal van het komende jaar in de titel. In dat boekje stond een afbeelding van de nieuwe Mégane in verschillende carrosserievarianten, waaronder een aantal nog niet onthulde. Een gemiddelde modelserie van compacte gezinsauto ’s bestond destijds uit een 3- en 5-deurs hatchback, een sedan en stationwagen, eventueel aangevuld met een coupé en/of cabriolet. In het geval van de Mégane stond er echter geen stationwagen (of break, zoals de Fransen zo’n model vaak noemen), maar een hoog model, een soort kleine Espace.
De eerste afbeelding die ik zag van de Mégane Scénic
Een kleine EspaceHet is natuurlijk onmogelijk met zekerheid te zeggen hoe ik de Mégane Scénic bij het zien van die eerste, verduisterde afbeelding omschreven zou hebben in 1995. Ik denk dat ik toen nog niet van het woord ‘monovolume’ had gehoord. De term ‘MPV’ kende ik misschien al wel, misschien nog net niet. De Espace, Renaults grote ruimtewagen, kende ik zeker. Ik denk daarom dat de kans groot is dat ik het nieuwe fenomeen dat de Mégane Scénic was, omschreven zou hebben als ‘kleine Espace’. Dat gold waarschijnlijk voor veel mensen, in die tijd. En met reden. Renault had namelijk al eerder de rol van voorloper op zich genomen – of ze dat echt waren, laat ik even in het midden – bij de introductie van de eerste Espace in 1985. Het ontwerp kwam van Matra, dat het eerst aan Peugeot had aangeboden. Toen dat merk het model weigerde, ging men naar Renault en daar hapte men wel toe. In 1985 kwam de auto op de markt als Espace. Een treffende naam, want espace (ruimte) bood ‘ie zeker. Het model bleek het goed genoeg te doen om een opvolger te rechtvaardigen, en zo werd in 1991 de tweede generatie Espace gepresenteerd. Toen halverwege de jaren ’90 ruimtewagens in de mode kwamen, had Renault al de nodige jaren ervaring en was hun merknaam in Europa al onlosmakelijk verbonden met het concept. Waar Renaults grootste Europese concurrenten zich richtten op de ontwikkeling van een Espace-achtige (de Citroën Evasion/Fiat Ulysse/Peugeot 806 kwamen in 1994 op de markt, de Ford Galaxy/Seat Alhambra/VW Sharan in 1995-1996 en de Opel Sintra in 1997), kon Renault al een stap verder denken, in de richting van een midi-MPV.
De eerste Espace (1985)
Een grote TwingoVoordat de Mégane Scénic het levenslicht zag, had Renault al een andere monovolume naast de Espace in het gamma gezet: de Twingo. Het voert misschien wat te ver dat autootje als MPV te zien, maar voor een A-segmenter bood het wel opmerkelijk veel binnenruimte. Renault adverteerde later wel met de Twingo, Mégane Scénic en Espace als monovolume-line-up. Ook bij de Twingo wist Renault zichzelf als voorloper te profileren, hoewel in Japan al wel een auto met een vergelijkbaar concept rondreed onder de merknaam Honda, en in Europa bijvoorbeeld Citroën ook al wel met dat idee gespeeld had voor de AX. Dat neemt allemaal natuurlijk niet weg dat het Renault was dat de durf had zo’n opmerkelijk model op de Europese markt te brengen. En dat het bijdroeg aan het imago van Renault, als merk dat naast hele ‘gewone’ modellen ook sterk was in slimme ruimteconcepten.
'Renault, wereldleider in monospace': Twingo, Mégane Scénic en Espace
Een overtuigende Auto van het JaarOok het idee voor de Mégane Scénic was niet misschien niet helemaal uniek. De Scénic Concept uit 1991 was heel doordacht, maar ik meen me te herinneren dat er in die tijd al wel meer vergelijkbare concept cars waren. En Mitsubishi had al sinds 1991 de Space Runner, die qua formaat redelijk overeenkomt met de Mégane Scénic. Toch bood die laatste iets nieuws voor de Europese koper. Ik denk dat het een goede zet was van Renault om het model in eerste instantie als onderdeel van de Mégane-reeks op de markt te brengen. Dat maakte het een ‘normaler’ model, een minder buitenissige aankoop voor Jan Modaal. Tegelijkertijd was het een heel praktische gezinsauto, met veel opbergvakjes en een flexibel interieur – en dat allemaal voor aanzienlijk minder geld dan je voor een Espace neer moest tellen. Renault beheerste het concept van de ruimteauto als geen ander Europees merk en wist het bereikbaar te maken voor het grote publiek in een auto die er uitzag als een gezinsauto, en niet als een busje. Getuige mijn schoolagenda wist ik dat concept als schooljongen ook te waarderen: naast een overzichtje van Auto’s van het Jaar sinds 1964 schreef ik “1997 → ik denk, hoop, gok: …Renault Mégane Scénic”. Dat dacht, hoopte en gokte ik goed, bleek later, want de midi-MPV werd inderdaad de Europese Auto van het Jaar 1997, met een grote voorsprong op de andere genomineerden en het hoogste puntenaantal sinds de Peugeot 405 in 1988.
De Scénic Concept (1991), een brochure uit 1997 en een fragment uit mijn schoolagenda
MIJN KLASSIEKERS
In de rubriek Mijn klassiekers voeg ik om de week een model toe aan mijn digitale collectie klassiekers. Daarvoor selecteer ik auto's waarvan het ontwerp mij erg aanspreekt of die herinneringen bij mij oproepen. Nostalgie dus, en erg subjectief. Vandaar ook de rubriektitel: mijn klassiekers.
In de volgende aflevering: Een klein ruimtewonder...
Bronnen
- De AutoWeek Carbase.
- Afbeeldingen: Kempen, R. van. (1995). Alle Auto's 96; KNAC autojaarboek. Alkmaar: Uitgeverij de Alk b.v.; Nederlandse brochures via autoweek.nl; Dit en dit artikel van group.renault.com.