KUNSTSTUKJES
Philip Vermeulen: 10 Meters Of Sound
Beeldende kunst
| 27-12-2020
Twee functionele zwarte, stalen constructies met daartussen, over een lengte van 10 meter, twee tweetallen net niet helemaal strak hangende elastieken, elk aan de linkerkant verbonden met een motor. Van die motoren kabels naar een half verdekt opgestelde laptop. Tegen de achterwand een zwarte doek, niet super strak. De vloer ook zwart. Op die vloer een noodstop. Tegen de linkerwand een oude schouw, omdat die daar nu eenmaal staat. De esthetiek van dit kunstwerk zit ‘m in ieder geval niet in de installatie, de techniek mag gezien worden. Die techniek is, in combinatie met die hele lange elastieken, natuurlijk ook wat de voorpret veroorzaakt, en misschien ook wel een milde angst: wat gaat er met die elastieken gebeuren als de motoren gaan draaien?
Het duurt een paar minuten voor er iets gebeurt. Dan is er een lichte elektrische zoem te horen en draaien de motoren een paar keer langzaam linksom en rechtsom, alsof ze een warming-up doen. Dat duurt even. Dan wordt het draaitempo opgevoerd en ontstaat er een geluid dat vergelijkbaar is met dat van een fanatiek rondgedraaid springtouw, aangevuld met het geluid van de motoren. Afgaande op de titel van het werk, 10 Meters Of Sound, zou dat geluid wat met me moeten doen, maar de fascinatie zit wat mij betreft vooral in de patronen die de snel draaiende elastieken maken tegen de zwarte achtergrond. Als je het filmpje hieronder bekijkt, zie je wat ik bedoel. De patronen die je in de video ziet zijn niet ontstaan door het filmen; het geeft precies weer wat ik in het echt ook zag. Fascinerend. Twee zalen verder maakte ik een notitie in mijn telefoon: “na afloop neiging te applaudisseren”. Het voelde namelijk alsof ik een naar een voorstelling had staan kijken.
“De betekenis van de kunstwerken wordt niet zo zeer bepaald door de objecten zelf, als wel door het waarnemingspsychologische effect ervan op de beschouwer.” Dit citaat uit De tweede helft1 zou over 10 Meters Of Sound kunnen gaan. Het komt echter uit het hoofdstuk over de jaren zestig. Voorafgaand aan het citaat worden allerlei toen nieuwe kunstvormen genoemd: op art (optische kunst, die veel gebruikmaakte van optische illusies), lichtkunst en kinetische kunst (kinetisch = bewegings-), die allemaal “overvloedig” gebruikmaakten van technische middelen. Bijna al die etiketten kun je ook op 10 Meters Of Sound plakken. Je zou het ook kunnen zien als een installatie (zou die schouw dan toch een bewuste keuze zijn?) en het heeft ook wel trekjes van een performance, alleen niet uitgevoerd door een mens. Op het eerste gezicht dacht ik dan ook voor een werk te staan van een kunstenaar die rond 1930 geboren zou zijn, met het hoogtepunt van zijn carrière in de jaren ‘60. Het bleek om een kunstenaar te gaan die zelfs nog een paar jaar jonger is dan ik: Philip Vermeulen, in 1986 geboren in Hengelo.
Hypersculpturen
Dat ik bij het zien van 10 Meters Of Sound te maken dacht te hebben met een werk uit de jaren 1960 is niet heel raar, getuige Vermeulens website2: “Philip bouwt voort op de traditie van de experimentele kinetische kunst, zoals we die kennen van de Zero-beweging, geluidskunst, lichtkunst, opart en audiovisuele kunst. Hij creëert wat hij ‘hypersculpturen’ noemt: kinetische sculpturen die met zo’n hoge snelheid bewegen dat de fysieke eigenschappen van de materialen waaruit ze bestaan in de ogen van de toeschouwer lijken te veranderen.” Een interessant uitgangspunt, dat duidelijk van toepassing is op 10 Meters Of Sound en dat er voor zorgde dat ik de volle draaitijd gebiologeerd naar die ronddraaiende elastieken bleef kijken, juist omdat je al gauw geen ronddraaiende elastieken meer ziet, maar een schouwspel van bewegende stereometrische vormen.
Zo’n hedendaags kunstwerk verschilt – los van het feit dat veel mensen bij beeldende kunst aan schilderijen denken, wat deze ‘hypersculptuur’ natuurlijk niet is – op een belangrijk punt van het werk van een oude meester als Caravaggio of zelfs al het werk van Mondriaan, doordat je nog niet weet welke plaats het gaat krijgen in de kunstgeschiedenis. Het zegt misschien heel voorzichtig iets over de kunst van de jaren ’60 en ’70 en de houdbaarheid daarvan, hoewel dat in het geheel van de kunstgeschiedenis ook heel recent is, maar of er over vier eeuwen nog mensen naar 10 Meters Of Sound zullen kijken en hoe zij het werk dan beschouwen, is natuurlijk met geen mogelijkheid te zeggen. Aan de andere kant: de fascinatie voor techniek en machines gaat al zeker vijf eeuwen terug, getuige Leonardo Da Vinci. En uiteindelijk hangt het vooral van de beschouwer af wat deze in een kunstwerk ziet. In de woorden van1 François Morellet (1926), een van de kunstenaars van wie Vermeulen een werk uitkoos om in Rijksmuseum Twenthe tegenover 10 Meters Of Sound te hangen: ‘Kunst is als een picknick: men eet wat men zelf heeft meegebracht’.
Philip Vermeuelen, 10 Meters Of Sound (2018) [Still uit video-opname]
Sound & visionHet duurt een paar minuten voor er iets gebeurt. Dan is er een lichte elektrische zoem te horen en draaien de motoren een paar keer langzaam linksom en rechtsom, alsof ze een warming-up doen. Dat duurt even. Dan wordt het draaitempo opgevoerd en ontstaat er een geluid dat vergelijkbaar is met dat van een fanatiek rondgedraaid springtouw, aangevuld met het geluid van de motoren. Afgaande op de titel van het werk, 10 Meters Of Sound, zou dat geluid wat met me moeten doen, maar de fascinatie zit wat mij betreft vooral in de patronen die de snel draaiende elastieken maken tegen de zwarte achtergrond. Als je het filmpje hieronder bekijkt, zie je wat ik bedoel. De patronen die je in de video ziet zijn niet ontstaan door het filmen; het geeft precies weer wat ik in het echt ook zag. Fascinerend. Twee zalen verder maakte ik een notitie in mijn telefoon: “na afloop neiging te applaudisseren”. Het voelde namelijk alsof ik een naar een voorstelling had staan kijken.
Philip Vermeuelen, 10 Meters Of Sound (2018) [Video-opname]
Hengelo, 1986“De betekenis van de kunstwerken wordt niet zo zeer bepaald door de objecten zelf, als wel door het waarnemingspsychologische effect ervan op de beschouwer.” Dit citaat uit De tweede helft1 zou over 10 Meters Of Sound kunnen gaan. Het komt echter uit het hoofdstuk over de jaren zestig. Voorafgaand aan het citaat worden allerlei toen nieuwe kunstvormen genoemd: op art (optische kunst, die veel gebruikmaakte van optische illusies), lichtkunst en kinetische kunst (kinetisch = bewegings-), die allemaal “overvloedig” gebruikmaakten van technische middelen. Bijna al die etiketten kun je ook op 10 Meters Of Sound plakken. Je zou het ook kunnen zien als een installatie (zou die schouw dan toch een bewuste keuze zijn?) en het heeft ook wel trekjes van een performance, alleen niet uitgevoerd door een mens. Op het eerste gezicht dacht ik dan ook voor een werk te staan van een kunstenaar die rond 1930 geboren zou zijn, met het hoogtepunt van zijn carrière in de jaren ‘60. Het bleek om een kunstenaar te gaan die zelfs nog een paar jaar jonger is dan ik: Philip Vermeulen, in 1986 geboren in Hengelo.
Hypersculpturen
Dat ik bij het zien van 10 Meters Of Sound te maken dacht te hebben met een werk uit de jaren 1960 is niet heel raar, getuige Vermeulens website2: “Philip bouwt voort op de traditie van de experimentele kinetische kunst, zoals we die kennen van de Zero-beweging, geluidskunst, lichtkunst, opart en audiovisuele kunst. Hij creëert wat hij ‘hypersculpturen’ noemt: kinetische sculpturen die met zo’n hoge snelheid bewegen dat de fysieke eigenschappen van de materialen waaruit ze bestaan in de ogen van de toeschouwer lijken te veranderen.” Een interessant uitgangspunt, dat duidelijk van toepassing is op 10 Meters Of Sound en dat er voor zorgde dat ik de volle draaitijd gebiologeerd naar die ronddraaiende elastieken bleef kijken, juist omdat je al gauw geen ronddraaiende elastieken meer ziet, maar een schouwspel van bewegende stereometrische vormen.
Details van 10 Meters Of Sound
Picknick in 2420?Zo’n hedendaags kunstwerk verschilt – los van het feit dat veel mensen bij beeldende kunst aan schilderijen denken, wat deze ‘hypersculptuur’ natuurlijk niet is – op een belangrijk punt van het werk van een oude meester als Caravaggio of zelfs al het werk van Mondriaan, doordat je nog niet weet welke plaats het gaat krijgen in de kunstgeschiedenis. Het zegt misschien heel voorzichtig iets over de kunst van de jaren ’60 en ’70 en de houdbaarheid daarvan, hoewel dat in het geheel van de kunstgeschiedenis ook heel recent is, maar of er over vier eeuwen nog mensen naar 10 Meters Of Sound zullen kijken en hoe zij het werk dan beschouwen, is natuurlijk met geen mogelijkheid te zeggen. Aan de andere kant: de fascinatie voor techniek en machines gaat al zeker vijf eeuwen terug, getuige Leonardo Da Vinci. En uiteindelijk hangt het vooral van de beschouwer af wat deze in een kunstwerk ziet. In de woorden van1 François Morellet (1926), een van de kunstenaars van wie Vermeulen een werk uitkoos om in Rijksmuseum Twenthe tegenover 10 Meters Of Sound te hangen: ‘Kunst is als een picknick: men eet wat men zelf heeft meegebracht’.
Bronnen
- 1 Visser, A. de (2001). De tweede helft; Beeldende kunst na 1945. Nijmegen: Uitgeverij SUN. (p. 77 & 166).
- 2 philipvermeulen.com
Afbeeldingen: Eigen foto's en video.